Het is goed mogelijk, dat er in de 11° eeuw in het dorp Farmsum al een kerk stond. Waarschijnlijk zal dit een houten kerk zijn geweest. Van de romano-gotische kruiskerk uit de 13° eeuw is meer bekend (tekeningen en foto’s). De kerk werd in de 15° eeuw aanzienlijk vergroot (koor en zijbeuken). De kerk bezat een ingebouwde westtoren, die in de loop van de eeuwen behoorlijk scheef was gaan staan. In 1828 sprak de toenmalige schoolmeester-organist Houtman van “een hoge, kromme en daardoor zeer beruchte toren”. Het Gronings kende in dit verband zelfs een spreekwoord voor iets dat behoorlijk scheef stond: “zo schaif as toorn van Faarmsom”. Omstreeks 1850 was de toren zover verzakt, dat besloten moest worden tot vervanging. Het ontwerp voor de nieuwe toren was van de architect J.Maris uit Groningen. Een gedenksteen boven de torendeur vermeldt het gereedkomen in 1857.
Inmiddels stond het er met de kerk ook niet rooskleurig voor. In 1860 worden nog nieuwe “conterforten” (steunberen) aangebracht, maar in 1868 bleek, dat de toestand onhoudbaar was geworden. In de Provinciale Groninger Courant van 6 augustus in datzelfde jaar valt te lezen, dat de aanbesteding van de afbraak van de oude en de bouw van de nieuwe kerk zou plaats vinden op 19 augustus. Voor de afbraak moest het Lohmanorgel nog uit de kerk worden verwijderd. Gelukkig had men besloten, dat dit kostbare instrument in de nieuwe kerk herplaatst diende te worden. Voor dit karwei werd de orgelmaker van Oeckelen aangetrokken. Zoals uit de geschiedenis van het orgel blijkt, zou het instrument door van Oeckelen niet alleen worden opgeknapt, maar tevens van een nieuw pedaal worden voorzien. Op 1 mei 1869 werd de eerste steen gelegd door de kerkvoogden. Boven de west deur getuigt hiervan een gedenksteen.
Interieur
Het interieur van de kerk bevat een aantal opmerkelijke zaken. Meestal beschikken protestantse kerken niet over beelden. De kerk van Farmsum vormt hierop een uitzondering. Wie vanuit de toreningang de kerk betreedt en achterom naar boven kijkt wordt verrast door een drietal levensgrote gipsen beelden. Voor sommige bezoekers is dit zelfs even schrikken. De beelden stellen de drie Hervormers voor: Luther, Zwingli en Calvijn. In de volksmond worden de beelden wel aangeduid met: “De drie jongens”. Waarom de drie hervormers in de kerk zijn geplaatst laat zich moeilijk raden.
Het Lohmanorgel werd niet meteen bij het in gebruik nemen van de kerk herplaatst, maar pas in 1870. De orgelmaker achtte het te vroeg plaatsen van het orgel onverantwoord, omdat de kerk nog te vochtig zou zijn en de salpeter zou nadeel en schade aan het orgel teweegbrengen.Architect Wind kon zich moeilijk verenigen met de terugplaatsing van het “oude” orgel en noemde het een “ouderwetsch meubelstuk in een nieuw modisch gebouw” en deelde mee, “dat expresselijk de balustrade moest dienen om het orgel te maskeren”.
Het doopvont in de kerk is een van oorsprong zandstenen tuinvaas afkomstig van de borg Haykema te Zeerijp en gevonden in de pastoriegracht van Farmsum. Op de vaas staan op de zijden cartouches met vier wapens, die samen de zestien kwartieren vormen van Habbina Elisabeth Alberda, overleden in 1717. Een soortgelijke vaas werd in de gracht van het voormalige huis te Farmsum (borg) gevonden en bevindt zich nu in de Menkemaborg te Uithuizen.
In het koor bevindt zich een hardstenen grafzerk van de in 1633 overleden jonker Hero Maurits Ripperda. Voor de verlichting van de in 1909 op het elektrisch net aangesloten kerk werd als voorbeeld genomen de verlichting uit de Synagoge in de Folkingestraat te Groningen. In 1920 werd de toren zwaar beschadigd door blikseminslag en brand. Ook de oorlogsjaren, 1940-1945, zijn niet ongemerkt aan de kerk voorbijgegaan. In 1982 is men begonnen aan een grondige restauratie van kerk en toren.