Van de voorgangers van het Lohmanorgel (17e- en 18e eeuw) is weinig bekend. Dirk Molenaar refereert in zijn brochure over het orgel in de hervormde kerk te Farmsum (1) aan het boek “Historique de la facture et des facteurs d’ orque” (Antwerpen 1865) van E.J.G. Gregoir, waarin laatstgenoemde enkele bijzonderheden over het orgel vermeldt: “Het oude orgel van deze gemeente had 17 stemmen en 6 stomme registers waaronder pauken en een nachtegaal. Op de kas bevond zich een vogel, die door middel van een voetbeweging zijn vleugels in de lucht liet gaan. Het geheel had een sterke intonatie maar de pijpen moesten worden omgesmolten: het was een slechte legering van lood met een weinig tin. Het moest een heel oud orgel zijn geweest.”
In 1696 wordt dit instrument op voorstel van de weduwe Catharina Rengers hersteld door de uit Jever afkomstige orgelmaker Joachim Kayser (ca 1655 – 1720). Voordat het orgel in 1829 werd afgebroken heeft N.A. Lohman een tekst, die aan het herstel herinnerde en aangebracht was op een balg, bewaard. Deze tekst luidde:
In 1696 heb ik hoogweledelgeboren vrouw Cathryna van der Noot, weed Rengers, vrouw van Tuwinga en Farmsum C.A., zijnde nu anderhalf jaar weed. geweest, in juni 26 jaar oud, hebbende vijf kindertjes, waarvan 3 soonen en twee dogters. Dit orgel hebben laten repareren en deze puisters laeten nieuwe maecken door monsieur Joachim Keyser. Waervan dezen tot gedachtenisse van onze naecomelingen A. Muntinghe, B. Romelingh.(2)
Hierop volgend zullen de volgende werkzaamheden plaatsvinden
1701 – 1723 onderhoud door Johan Raetker (Schnitger school).
1724 – 1729 wordt er geen onderhoud gepleegd.
1729 Herstelwerkzaamheden door Nicolaas Willenbroek (meesterknecht van F.C. Schnitger).
1732 Willenbroek pleegt opnieuw onderhoud en daarna ligt het onderhoud tot 1740 stil.
1740 – 1784 jaarlijks onderhoud door Albert Anthoni Hinsz en na diens overlijden in 1785 door Franz Caspar Schnitger (1724 – 1799).
Vanaf 1799 wordt het orgel onderhouden door Heinrich Hermann Freytag (1759-1811)
Vanaf 1811 door één van de knechten van Freytag of de meesterknecht Johan Willem Timpe.
Vanaf 1816 komt de firma Lohman ten tonele.
In 1829 wordt het orgel afgebroken.
Het eerste bestek van Nicolaus Anthonie Lohman dateert van 13 september 1816 en het betrof een restauratie c.q. ombouwplan. Opmerkelijk, dat het ruim 13 jaar geduurd heeft, voordat het orgel op 11 oktober 1829 in gebruik kon worden genomen. In de tussenliggende jaren ontwikkelde zich een ware bestekkenstrijd met name tussen de orgelmakers Lohman en Timpe (3). Uiteindelijk kan het orgel op voorstel van Prof. Cornelis de Waal uit Groningen gekeurd worden door Wilhelm Godlieb Hauff (organist van de Martinikerk van 1816-1858) op 9 en 10 oktober 1829. Op 11 oktober van dat jaar wordt het orgel tijdens een feestelijke dienst (voorganger J.H. Hemmes) in gebruik genomen. Het orgel wordt bespeeld door Hauff en na de plechtigheid werd ten behoeve van de plaatselijke armen door “een der Heeren Lohmans” een orgelconcert gegeven, dat de aanzienlijke som van ruim ƒ 49 heeft opgebracht. (“Een der Heeren Lohmans” was Lohmans oudste zoon Diederik Hendrik.)
Vanaf de ingebruikname van het orgel in 1829 tot het jaar 1867 wordt het instrument onderhouden door de firma Lohman. De bouwer zelf overleed in 1835 en het bedrijf wordt voorgezet door zijn zoon Gerhard Willem. In 1856 overlijdt deze aan typhus, waarna N.A.G. Lohman jaarlijks naar Farmsum komt voor het plegen van onderhoud. In 1867 wordt besloten de oude kerk te vervangen door een nieuwe. Aan een tweetal orgelmakers wordt gevraagd een kostenopgaaf te maken voor demontage en wederopbouw van het orgel. Het betrof de heren N.A.G. Lohman en P. van Oeckelen. Orgelmaker Roelf Meijer uit Veendam schreef zelf een aanbevelingsbrief. De opdracht gaat naar van Oeckelen. Hij zal het orgel tevens voorzien van een vrij pedaal van 8 stemmen. Gelukkig heeft Prof. Cornelis de Waal “het gebrul dat de stigting niet vermeerdert” niet meer hoeven meemaken. Hij stierf in 1849.
Op zondag 31 juli 1870 worden de nieuwe kerk en het uitgebreide orgel in gebruik genomen. Van Oeckelen heeft blijkbaar goed werk geleverd,want pas in 1880 is er weer sprake van “orgelmakerswerk” aan het orgel. In 1894 komt het onderhoud in handen van Jan Doornbos, die in de leer was geweest bij Roelf Meijer in Veendam en zich als orgelmaker in de stad Groningen had gevestigd. Vanaf 1949 wordt het orgel onderhouden door Mense Ruiter, die in 1953 een gedeeltelijke restauratie uitvoerde. In mei 1966 stelt Klaas Bolt een rapport op voor een totale restauratie, welke op 4 maart 1974 werd opgedragen aan Mense Ruiter. De restauratie neemt een aanvang op 6 mei 1975. Tijdens deze restauratie is het orgel uitgebreid met een originele Lohman Flageolet uit 1816, die overbodig was geworden bij de reconstructie van het Martiniorgel te Groningen. Aan het Hoofdwerk kon een extra stem worden toegevoegd: een originele 3 sterke Lohman Cornet uit 1810, die tot 1968 dienst had gedaan in het Schnitgerorgel te Nieuw-Scheemda. Gelukkig had Mense Ruiter de in 1953 verwijderde Quint 6 vt bewaard en kon dit register in het orgel worden teruggeplaatst. Op verzoek van de orgelcommissie werd voor het Hoofdwerk een nieuwe opliggende Tremulant gemaakt. De ingebruikname van het orgel was op donderdag 3 juni 1976. Vanaf 1976 wordt het orgel onderhouden door de orgelmaker Mense Ruiter.
Dispositie
De dispositie is in ladevolgorde.
Hoofdwerk C-g”’:
Praestant 8 vt.
Bourdon 16 vt.
Viola di Gamba 8 vt.
Quintadena 8 vt.
Octaaf 4 vt.
Roerfluit 4 vt.
Quint 3 vt.
Octaaf 2 vt.
Cornet 3 st.
Mixtuur 3-4 st.
Trompet 8 vt. bas/disc.
Vox Humana 8 vt.
Rugwerk C-g”’:
Praestant 4 vt.
Fluit 16 vt. disc.
Fluittravers 8 vt. disc.
Holpijp 8 vt. bas/disc.
Fluit 4 vt.
Woudfluit 2 vt.
Flageolet 1 vt.
Dulciaan 8 vt. bas/disc.
Pedaal C-d’:
Praestant 16 vt.
Subbas 16 vt.
Holpijp 8 vt.
Violon 8 vt.
Octaaf 4 vt.
Quint 6 vt.
Bazuin 16 vt.
Trombone 8 vt.
Nevenregisters:
Tremulant (RW)
Koppeling bas/disc.
Pedaalkoppeling
Windlossing (= Tremulant HW)
Afsluiting Hoofdwerk
Afsluiting Rugwerk
Afsluiting Pedaal
Windvoorziening: drie spaanbalgen. De tredinstallatie is nog in tact.
Bijzonderheden: de toonhoogte is een 1/2 toon boven normaal. De door Lohman gemaakt frontpijpen F – ais van de Praestant 16 vt voor het gereserveerde Pedaal werden door van Oeckelen in 1870 aangesloten als A – d’; de pijpen C – Gis (van Oeckelen 1870) zijn gedekt. De Viola di Gamba is in de bas volledig uitgebouwd. De Fluittravers is van mahonie, met eiken voorslagen. De plaats waar sinds 1976 de Cornet staat was, gezien het registerplaatje, oorspronkelijk bedoeld voor een “Nagthoorn 2 vt”; de Flageolet was wel verwacht.
Bronnen
(1.) Molenaar D. Het orgel in de hervormde kerk te Farmsum. Publikatie Stichting Groningen Orgelland, oktober 1988, pag.9
(2.) Molenaar D. a.w. pag. 10
(3.) Molenaar D. a.w. pag. 16 – 28